-
1 zich samenpakken
v. pack -
2 samenpakken
1 [tot een pak maken] pack (together)♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich samenpakken〉♦voorbeelden: -
3 samenpakken
1 [tot een pak maken] faire un paquet deII 〈wederkerend werkwoord; zich samenpakken〉1 [zich opeenhopen] s'amonceler♦voorbeelden: -
4 samenpakken
1. ww 2. zich samenpakkenww -
5 aufbauen
aufbauenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 weer opbouwen, herbouwen6 baseren, doen steunen♦voorbeelden:eine Maschine aufbauen • een machine monteren5 ein gut aufgebauter Roman • een goed gebouwde, gestructureerde roman2 ontstaan, zich vormen5 〈 scheikunde〉samengesteld, opgebouwd zijn♦voorbeelden:2 da baut sich ein neues Tief auf • daar ontstaat, vormt zich een nieuwe depressie -
6 stauen
stauen -
7 entasser
entasser [ãtaasee]3 oppotten♦voorbeelden:1. v1) opstapelen2) oppotten2. s'entasserv1) zich ophopen -
8 ballen
ballen♦voorbeelden:1 die Hand zur Faust ballen • de vuist ballen, een vuist makenPapier zu einer Kugel ballen • van papier een prop maken1 pakken, ballen♦voorbeelden: -
9 zusammenballen
-
10 zusammenbrauen
zusammenbrauen -
11 zusammenziehen
zusammenziehen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 samentrekken ⇒ bij elkaar trekken; optellen♦voorbeelden:Zahlen zusammenziehen • getallen optellen♦voorbeelden: -
12 pack
n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf--------v. (in)pakken, zijn koffer pakkenpack1[ pæk]1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉♦voorbeelden:pack of nonsense • hoop onzinthis season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoenII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉♦voorbeelden:————————pack23 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen♦voorbeelden:3 pack into • zich verdringen/persen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben♦voorbeelden:packed lunch • lunchpakketthe theatre was packed with people • het theater was afgeladen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский